Switch to English 

Meten van CO2

Typen CO2-meters voor de tuinbouw
De CO2-meters die in de tuinbouw gebruikt worden maken allen gebruik van infrarood- absorbsie. De meter heeft aan de ene kant van de meetkamer een bron die IR-straling uitzendt en aan de andere kant een detector die de hoeveelheid IR-straling meet. CO2-moleculen in de lucht absorberen een deel van de IR-stralen die uitgezonden worden. De detector ´ziet´ dat slechts een deel van het uitgezonden licht ontvangen wordt. Aan de hand hiervan kan de CO2-concentratie in de lucht bepaald worden.
Het bekendste type CO2-meter is het wandmodel dat onder andere door Siemens en Priva geleverd wordt. Standaard meet deze meter een concentratie tussen 0 en 5000 ppm. De gemeten waarde is af te lezen op een metertje aan de voorzijde van het apparaat. De meter kan gebruikt worden om zonder hulp van een klimaatcomputer mee te doseren. Er kan namelijk op ingesteld worden bij welke concentratie moet worden gestart, danwel gestopt met doseren. Deze meter wordt bij voorkeur in een ruimte geplaatst met een stabiel klimaat (het kantoor is een goede plek). Via een aanzuigleiding wordt lucht vanuit de kas aangezogen. Belangrijk bij dit systeem is dat regelmatig gecontroleerd wordt of er geen valse lucht wordt aangezogen. Dit kan door op de aanzuigleiding een zgn. nulpatroon (buisje gevuld met koolzure kalk, hetgeen CO2 absorbeerd) aan te sluiten. De meter moet dan naar nul lopen. Omdat dit type meter een behoorlijke drift (afwijking van de werkelijke waarde) kan hebben is eenmaal per seizoen afijken noodzakelijk. Zelfs als de maximale zorg wordt besteed aan een optimale meting kan de meter nog een afwijking van zo'n 30 tot 40 ppm hebben, hetgeen in de zomer eigenlijk al teveel is. Een nauwkeuriger meting is mogelijk. Er zijn CO2-meters die automatisch een nulijking uitvoeren, waardoor de drift veel minder is. De nauwkeurigheid van de meting is doorgaans een percentage van de volle schaal. Door een meter te kiezen met een kleinere meetrange kan nauwkeuriger gemeten worden. Voor normaal gebruik is een meetrange van 0 tot 1500 ppm voldoende. Helaas is het niet bij alle typen meters mogelijk om voor een aangepaste meetrange te kiezen.
 

Het bekendste type CO2-meter is het wandmodel


Dankzij ontwikkelingen in onder andere de micro-electronica zijn tegenwoordig veel kleinere meters te maken, waardoor het mogelijk is ze in te bouwen in de meetbox.

Voordelen hiervan zijn:
  • de meter is afgeschermd
  • er is geen aanzuigleiding nodig, waardoor de meting sneller gaat en er geen problemen zijn met lekkage van de aanzuigleiding of vochtophoping.

    Beste plaats om te meten
    Meten van de CO2-concentratie moet op een representatieve plaats in de afdeling gebeuren. Meestal is dat bij de meetbox. Het bovenste deel van de plant vangt het meeste zonlicht en heeft daardoor ook de meeste fotosynthese. De aanzuigleiding kan daarom het beste bovenin het gewas aanzuigen. Er is nog een reden waarom aanzuigen boven in het gewas beter is en dat is omdat meestal onder in het gewas wordt gedoseerd. Als onderin zou worden aangezogen is de kans groot dat een te hoge concentratie (hoger dan er werkelijk tussen het gewas heerst) wordt gemeten, waardoor uiteindelijk te weinig wordt gedoseerd. Bij een laagblijvend gewas is het daarom aan te raden om minimaal op 60 cm hoogte aan te zuigen en de aanzuigleiding niet recht boven een doseerdarm te hangen.

    IJken van de meter
    De meest gebruikte CO2-meters, zoals die door Siemens en Priva geleverd worden, dienen eenmaal per seizoen (dus drie tot viermaal per jaar) afgeijkt te worden. Dit komt omdat deze meters een vrij sterke drift kunnen hebben. Bij het afijken moet een nulijking (0 ppm, te verkrijgen met stikstofgas of een nulpatroon) en vervolgens een spanijking (gas met bekende CO2-concentratie) uitgevoerd te worden. Bij de spanijking kan het beste gas genomen worden met een concentratie die voor dat seizoen het belangrijkst is. Dat is in de winter doorgaans 1000 ppm en in de zomer 400 a 500 ppm. Een CO2-meter met automatische nulijking heeft veel minder drift. Hierbij is eenmaal per jaar afijken voldoende.

    Gebruik van een multiplexer
    Een multiplexer wordt gebruikt om met één CO2-meter in meerdere afdelingen te kunnen meten. Dit bespaart op de kosten, maar er moet ook wat voor ingeleverd worden. Er zijn twee typen multiplexer te onderscheiden. Een met tweewegkleppen en een met driewegkleppen.

    Bij tweewegkleppen wordt alleen lucht aangezogen (aanzuigen gebeurt vaak direct door de pomp van de CO2-meter) uit de afdeling die op dat moment wordt bemeten. Dit betekent dat bij overschakelen naar een volgende afdeling de aanzuigleiding eerst doorgezogen moet worden (deze zit namelijk nog vol met lucht uit de vorige afdeling), voordat in deze afdeling kan worden gemeten. Dit type multiplexer is daarom alleen geschikt voor korte aanzuigleidingen en voor het multiplexen van een beperkt aantal afdelingen, omdat anders de tijd tot de volgende meting te lang wordt. Minder dan een keer per 5 minuten meten dient vermeden te worden, omdat anders de CO2-concentratie niet meer goed geregeld kan worden. Door het plaatsen van een aanzuigpomp met een grotere capaciteit kunnen de nadelen verminderd worden.

    Bij driewegkleppen wordt continu lucht uit alle afdelingen aangezogen, door een pomp in de multiplexer. Bij omschakelen naar de afdeling die gemeten wordt is direct "verse" lucht uit de afdeling voorhanden. Er kan dus direct gemeten en doorgeschakeld worden naar de volgende afdeling. Hierdoor kunnen met een korte meetcyclus vele afdelingen bemeten worden. Ook langere aanzuigleidingen zijn minder bezwaarlijk.
  • © Cli Mate 2024    | Contact|Disclaimer